‘Vertel jij het me eens: wanneer ben je geïntegreerd? Wanneer ben je een Belg?’
Die vraag kreeg ik een tijdje geleden van een naar mijn gevoel ‘perfect geïntegreerde’ Palestijnse vriend. Behalve kennis van de taal vond ik het verrassend moeilijk om de vinger te leggen op dé criteria die van een ‘nieuwkomer’ een Belg zouden maken.
‘Voilà,’ zei hij in vlekkeloos Belgisch, ‘Belgen weten zelf niet waar ze voor staan. Omdat België amper een identiteit heeft.’
Enkele weken later was ik in Amerika, in uiteenlopend internationaal gezelschap. Omdat ik stilaan reikhalzend uitkeek naar de voorjaarsklassiekers, polste ik bij enkele voetballiefhebbers uit onder meer Frankrijk, Spanje, Italië en zelfs Nederland, of zij ook zoveel van de koers hielden als ik. Het antwoord was unaniem: ‘Nee, te saai.’ De naam ‘Tom Boonen’ deed slechts bij sommigen een belletje rinkelen. Ik mocht hen vragen wie in 1995 voor Barcelona had gescoord tegen Celta de Vigo, maar wat wielrennen betrof, bleek hun parate kennis beperkt tot ‘Lance Armstrong’.
Natuurlijk bestaan er ook wielergekke Fransen, Spanjaarden, Italianen en Nederlanders, zelfs Denen, Japanners of Australiërs. Maar zou het kunnen dat ‘liefde voor de koers’ toch vooral een onderscheidend element is van de Belgische identiteit?
Of moet ik zeggen: van de Vlaamse identiteit?
Want staan ook de Waalse sportkaternen anderhalve maand lang voor de helft vol met voor- en nabeschouwingen van echte en wannabe-klassiekers?
Zou een Waalse journalist op het idee komen om het integrale parcours van de Waalse Pijl te rijden en zich daarbij te laten filmen?
Zouden een half miljoen Walen afstemmen op de twaalf uur durende uitzending die daar het gevolg van is?
Zouden er veel Walen zijn die - omdat hun vrouw niet thuis is - speciaal naar hun schoonouders rijden, zodat die hun (helaas totaal niet in koers geïnteresseerde) zonen kunnen entertainen terwijl papa in alle rust naar de koers kijkt?
Ik dacht het niet. Dus ja, volgens mij maakt liefde voor de koers deel uit van het Vlaamse DNA. Met sinds mensenheugenis de Ronde van Vlaanderen als een van de absolute hoogdagen. Omdat het nu eenmaal een unieke wedstrijd is. Toevallig in Vlaanderen.
Wil dat zeggen dat honderden toeschouwers als bezetenen met Vlaamse vlaggen - met zwarte klauwen dan nog! - moeten zwaaien? Of dat er om de tien meter - tussen die van DSM Keukens - zo’n geel-zwart vlaggetje in de berm moet staan?
Nee. Maar zolang ze niet in de dérailleur van een kanshebber verstrikt raken, sla ik er al lang geen acht meer op. Er zijn nog altijd meer mensen zonder vlaggen, denk ik dan.
Sommige, meer politiek geëngageerde medemensen vinden het wel nodig om hun (op zich terechte) ergernis over die vlaggen keer op keer wereldkundig te maken op sociale media, waar ze zoals steeds vooral bijval krijgen van gelijkgestemde zielen. (Alle anderen staan wellicht te vlaggenzwaaien.)
Iemand verkneukelde zich na afloop zelfs omdat een Waal in tricolore trui uitgerekend zegevierde op de dag dat een bepaalde burgemeester triomfantelijk stond te wezen over de start in zijn Stad.
Om een beroemd Vlaams fictief personage te citeren: ‘Ik word daar zo moe van.’ Zowel van die vlaggen met zwarte klauwen als van mensen die al jeuk krijgen van het woord ‘Vlaming’. (Het is wachten op de dag dat diezelfde mensen een petitie beginnen om de koers om te dopen tot de ‘Ronde van Noord-België’.)
Jongens, toch. Leg je leeuwenvlag, laptop of smartphone aan de kant, haal een Trappist uit de kelder (dat mag gerust ook een Chimay zijn), relax, zet je in de zetel, schuif er zenuwachtig in heen en weer, pak nog een Trappist, vloek en schreeuw in elke taal die je machtig bent, erger je desnoods aan Terpstra - ‘die vorten Ollander’. En geniet. Zoals het een koersminnende Vlaming betaamt. Maar blijf godverdomme allemaal met je politieke fikken van de Ronde!
Persoonlijk heb ik gevloekt omdat Philippe Gilbert won. Niet omdat hij een Waal is. Gewoon. Mixed feelings.