15/07/18 Ik ben een softie geworden

Ik ben de voorbije maand veranderd. 
Als supporter.
Als columnist.
Als mens.

Vanuit een soort jeuk die ik altijd voel wanneer hypes ontstaan, maar ook omdat ik mezelf toch enig inzicht in het spelletje toedicht, heb ik de voorbije pakweg vijf jaar steevast geweigerd om deze generatie Rode Duivels al te veel te bewieroken. 

Ik zag de individuele kwaliteiten, maar ook de gebreken. 
Ik zag schitterende combinaties, maar te weinig infiltraties. 
Ik zag overwinningen, maar ook het bedenkelijke kaliber van veel tegenstanders, van Griekenland tot Gibraltar. 
Ik zag vedetten die werden opgehemeld, maar een ploeg die door Argentinië, Italië en - al met Martinez aan boord - Spanje ruw met de voetjes op de grond werd gezet. 

Tussendoor was er het trauma genaamd ‘Wales’. Al die nederlagen rechtvaardigden de zeurpieterij die mij vaak werd verweten. ‘We zijn niet zo goed als we denken.’

Het ogenschijnlijke gebrek aan tactisch beterschap de voorbije twee jaar, het wollige gezever van Rond-de-pot-Roberto over Nainggolan en de matige oefenmatchen tegen Portugal en Egypte deden me alleen tegen beter weten in hopen op meer dan een kwartfinale. Daar veranderde de galamatch tegen Costa Rica niet veel aan.

Het WK begon. Slecht voetbal, veel slecht voetbal, ook bij andere ‘favorieten’. En een matige eerste helft van de Rode Duivels tegen Panama. Zielloos gebrei zonder overgave, zonder ideeën. Déjà-vu. 

Maar na de rust begon mijn persoonlijke metamorfose.  
3-0. Droog. Matuur. De zenuwen overwonnen op pure klasse. ‘Maar het spel moest toch beter’, klonk de laatste stuiptrekking van mijn vroegere ik. 
5-2 tegen Tunesië. Meer (mooie!) goals dan de tegenstander, daar gaat het om. Geen zin om te emmeren over ‘de naïeve tegenstander’.
1-0 tegen Engeland-B. Met België-B! Geen zin om te kankeren over de verkeerde tabelhelft.
3-2 tegen Japan. Collectieve veer- en wilskracht zonder weerga. Geen zin om te zagen tout court, wellicht was DIT mijn inwendige kantelpunt. ‘We zijn verdorie de spectaculairste ploeg van de wereld!’
2-1 tegen Brazilië. Tactische perfectie en het geluk van de toekomstige wereldkampioen. Een zeurpiet? Ik? 

En toen kwamen de Fransen.
Stel dat we er al in de kwartfinale tegen hen waren uitgegaan, dan was ik waarschijnlijk zó weer omgeslagen. Dan had ik weer al het voorgaande afgedaan als oefenpotten, want dan was het wéér mislukt bij de eerste tegenstander met enige faam. Dan had ik genadeloos het vele afval in De Bruynes spel aangeklaagd, de iets té egoïstische geldingsdrang van Hazard, de onmacht van Lukaku tegen wereldtoppers, de wisselvalligheid van Kompany, de tactische onkunde van Martinez omdat hij de ontiegelijk beperkte linksback Lucas Hernandez niet méér in de problemen had gebracht door bijvoorbeeld Mertens veel sneller in te brengen.

Maar zo is het niet gegaan. Alle zichtbare pijnpunten bedekte ik met de enorme mantel der liefde die de Rode Duivels in hun eerste vijf wedstrijden zelf bij elkaar hadden getikt, gevolleyd, gekopt, gechipt, gedribbeld, gejanuzajd, gedoorsteekpasst, getackeld, gesaved, geïnterviewd - die goesting! – en vooral: gecounterd.

Tijdens de bronzen fingers-in-the-nose-zege tegen de Engelsen staken heel even de aloude ergernissen over het laterale gelanterfant en Lukaku’s slechte balcontroles de kop op, maar toen Toby Alderweireld met die ultieme scheenbeenveeg de gelijkmaker vermeed, werd ik weer helemaal week vanbinnen. Nóg een held! Ik kan en wil deze kerels niets verwijten, ik hou van hen allemaal, zelfs Wazige Witsel heb ik weer volledig in mijn hart gesloten. Ik ben een softie geworden.

De oorzaak van die schier irrationele mildheid? Ik kan niet anders dan bij Roberto Martinez uitkomen. Mocht ik dochters hebben van zijn leeftijd, dan was hij de ideale schoonzoon. Nu zou ik hem met plezier een namiddagje op mijn jongens laten babysitten. Ze zouden er betere voetballers van worden. En wellicht ook betere mensen.

De Koperen Kogel